Doel: postume onderscheiding voor predikantenechtpaar Kalkman
Dankzij diepgravend speurwerk van Henk van Kerkhof van de Historische Vereniging Moordrecht zijn de kansen op een hoge Israëlische onderscheiding voor het domineesechtpaar Kalkman voor zijn moedige optreden in de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk gestegen.
In de periode 1942-1945 bood het echtpaar in de pastorie aan de Dorpsstraat (nu Dorpsstraat 12) onderdak aan de Joodse douairière Catharina Six tot Oterleek-Kuijper (1886-1968) uit Soest, in Moordrecht beter bekend onder haar schuilnaam Ina Hoogeboom-Ouwehand.
Achterkleinzoon Matthew roept hulp in
De zaak kwam aan het rollen door een verzoek om medewerking van Matthew Kalkman uit Canada, die zijn overgrootvader Dirk Pieter Kalkman (1899-1969) en overgrootmoeder Klaasje Kalkman-Kuipers (1892-1959) postuum wil voordragen voor de onderscheiding ‘The Righteous Among the Nations’ van Yad Vashem. Deze Israëlische staatsstichting herdenkt de Joodse slachtoffers van de Holocaust en mensen die Joden met gevaar voor eigen leven hebben behoed voor deportatie door de Duitsers. De onderscheiding bestaat uit een medaille en een inscriptie in een muur of het planten van een boom.
Aantonen met harde bewijzen
Om de voordracht voor dit eerbetoon te kunnen onderbouwen, moet met authentieke schriftelijke bewijzen en getuigenverklaringen worden aangetoond dat het echtpaar inderdaad bescherming heeft geboden aan een Joodse onderduikster. Matthew Kalkman wendde zich vanuit Canada tot de Historische Vereniging Moordrecht met het verzoek hem te helpen die bewijzen boven water te krijgen.
Talrijke bronnen geraadpleegd
Moerdregt-redacteur Henk van Kerkhof nam de handschoen op en ging op onderzoek uit. Naast het boek ‘Oorlog en bevrijding in Moordrecht’ van de in 2016 overleden amateurhistoricus Panc Vink raadpleegde hij vele documenten, waaronder een oorkonde van de verzetsorganisatie ‘Noodcomité Moordrecht’ en een verklaring van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers afdeling Moordrecht, met daaronder de handtekeningen van Wim Sprenger, Cornelis Kasbergen en Frans Vink jr.
Ook onderzocht Henk van Kerkhof de naoorlogse briefwisseling van Catharina Kuijper met de familie Hardijzer, met wie zij in de oorlogsjaren bevriend was geraakt, en het onderzoek van drs. Geert Hovingh naar predikanten die Joden hebben geholpen. Ten slotte sprak de Moerdregt-redacteur uitgebreid met Wim en Nel Hardijzer over de oorlogsperiode en hun contact met Catharina Kuijper.
Henk van Kerkhof heeft zijn bevindingen vervat in een 111 pagina’s tellend onderzoeksrapport en opgestuurd naar de Israëlische stichting.
Dankbetuiging van Matthew Kalkman
In een brief aan Nel en Wim Hardijzer spreekt Matthew Kalkman zijn grote dankbaarheid uit over zowel het onvermoeibare spitwerk van Henk als de hartverwarmende medewerking van de familie Hardijzer. Hij schrijft o.a.:
“Ik nam contact op met de Historische Vereniging Moordrecht en Henk van Kerkhof herinnerde zich wat u hem twee jaar geleden had verteld. Hij was meteen zeer behulpzaam. Een week geleden stuurde hij uw ansichtkaarten. Onze hele familie is enorm opgetogen over wat u heeft gestuurd. Het betekent zó veel voor ons dat u de tijd heeft genomen om uw verhaal te vertellen en de kaarten op te zoeken. Wat u heeft gedaan, betekent heel veel voor mij persoonlijk. Het heeft me enorm geholpen zowel het verhaal te begrijpen als de goedheid die er uit spreekt. Hiervoor kan ik u niet genoeg bedanken.”
Het komende oktobernummer van Moerdregt besteedt uitgebreid aandacht aan het onderduikverhaal en het onderzoek van Henk van Kerkhof.
Onderduiken bij de familie Kalkman
Het echtpaar Kalkman woonde van 1928 tot 1958 in de pastorie aan de Dorpsstraat (het huidige nummer 12). Het gezin bestond uit Dirk Pieter Kalkman, predikant van de Gereformeerde Kerk, zijn vrouw Klaasje Kalkman-Kuipers en hun vijf kinderen.
Halverwege de oorlog werd predikant Kalkman benaderd door zijn Rijnsburgse collega Henk Post met het verzoek of hij onderdak wilde bieden aan een Joodse onderduikster. Kalkman stemde toe, in het volle besef dat hij daarmee zijn leven en dat van zijn gezin op het spel zette. Vervolgens woonde Catharina Kuijper bijna drie jaar (najaar 1942-mei 1945) in bij het predikantengezin.
Blokhoofd van het Noodcomité
Onder de schuilnaam Ina Hoogeboom-Ouwehand (1886-1968) leefde Catharina Kuijper in Moordrecht het leven van een ‘normale huisvrouw’. In de hongerwinter was ze zelfs blokhoofd van het Noodcomité dat voedsel inzamelde voor hongerende vrouwen en kinderen. Eén van haar taken was het inzamelen van melk en eieren bij boeren in de omgeving. Hierbij klopte ze ook regelmatig aan bij de familie Hardijzer aan de Middelweg. Na de bevrijding keerde ze onder haar eigen naam terug naar haar oude woonplaats Soest. Tot haar dood in 1968 onderhield Catharina een hartelijke briefwisseling met de Hardijzers, met wie ze in de oorlogsjaren bevriend was geraakt.